geloof,  God

god zoeken – 5

Een monnik is een godzoeker. Dat geldt ook voor mij, al noemde ik dat aanvankelijk niet zo. God was voor mij dusdanig vreemd dat ik het woord niet in mijn mond nam. Geen Aanwezigheid maar een begrip, dat iets aanduidde waar ik niet in geloofde. Ik was wel op zoek, maar niet naar God. Waar dan wel naar? Naar iets, duidelijker dan dat kon ik het niet omschrijven. Tegenwoordig kan ik wel zeggen dat ik een godzoeker ben en in die zin ben ik ook zeker een monnik. De mystiek zal het zo formuleren, dat mijn ziel verlangt naar God. De mystiek zal zeggen dat God mij zoekt. En jou. Maar wie is nu God? Ik heb hierover een mooi stuk gelezen in het boek Leven met de Beminde van Agnes Holvast, waarin zij haar negen jaar in een Clarissen-klooster beschrijft. Ik citeer hier graag iets uit, omdat zij goed beschrijft hoe ik God zie. Dat is nog iets anders dan hoe ik God ervaar: ik wil mijn godservaring niet vergelijken met iemand die jaren in een contemplatief klooster heeft gewoond.

“Het is een riskante zaak een hoofdstuk aan God te wijden. In feite gaat het hele boek over God, zoals ik zelf over God ga en zoals het hele leven over God gaat. Het is mijn overtuiging dat er zonder God niet eens leven zou zijn. Zonder God zou mijn hart niet kloppen, zou ik niet kunnen ademen en zou ik niet kunnen groeien of liefhebben. (…) Ik zou niet de unieke persoon zijn die ik ben. Ik zou er überhaupt niet zijn. (…) Alles is uit God en alles is in God. God is groter dan alles, het idee dat ik God met mijn verstand zou kunnen bevatten is dwaas en aanmatigend.”

“In mijn relatie tot God ervaar ik Hem, naast het Zíjn van alles wat is, als een God die ik mag benaderen, een God die van mij houdt en die zich om mijn groei en levensgeluk bekommert. (…) Het hele leven bestaat uit relatie. De mens gaat een relatie aan met de aarde door haar te bewerken. Nieuwe mensen, planten en dieren ontstaan door relatie. Geluk heeft een direct verband met relatie, want niemand kan gelukkig zijn zonder een relatie aan te gaan met anderen of het andere. Het is bekend dat kinderen kunnen sterven als ze alleen gevoed worden met eten, maar niet met aandacht en liefde. Het wezen van het leven zélf is relatie. En aangezien God de basis is voor het leven, hoe zou het dan kunnen dat ik geen relatie met Hem kan aangaan!

Natuurlijk heeft het gevaren als ik God aanspreek als mijn gelijke. Als ik naar God kijk alsof Hij een persoon zou zijn, dan ben ik al snel geneigd om alles wat ik opgedaan heb aan kennis over de mens op God te projecteren. Dan creëer ik Hem naar mijn beeld, naar mijn verlangens of naar mijn angsten. Maar als ik mezelf van deze al te menselijke neiging bewust ben, dan is het grootste kwaad al bezworen. Dan kan ik gaan lachen om mijn eigen godsbeeld omdat ik weet dat dit God niet is.want God ontsnapt natuurlijk aan al mijn beelden. Hoe kan ik immers met mijn beperkte geest God begrijpen? Dit is onmogelijk.

Een monnik is een godzoeker. Dat geldt ook voor mij, al noemde ik dat aanvankelijk niet zo. God was voor mij dusdanig vreemd dat ik het woord niet in mijn mond nam. Geen Aanwezigheid maar een begrip, dat iets aanduidde waar ik niet in geloofde. Ik was wel op zoek, maar niet naar God. Waar dan wel naar? Naar iets, duidelijker dan dat kon ik het niet omschrijven. Tegenwoordig kan ik wel zeggen dat ik een godzoeker ben en in die zin ben ik ook zeker een monnik. De mystiek zal het zo formuleren, dat mijn ziel verlangt naar God. De mystiek zal zeggen dat God mij zoekt. En jou. Maar wie is nu God? Ik heb hierover een mooi stuk gelezen in het boek Leven met de Beminde van Agnes Holvast, waarin zij haar negen jaar in een Clarissen-klooster beschrijft. Ik citeer hier graag iets uit, omdat zij goed beschrijft hoe ik God zie. Dat is nog iets anders dan hoe ik God ervaar: ik wil mijn godservaring niet vergelijken met iemand die jaren in een contemplatief klooster heeft gewoond.

“Het is een riskante zaak een hoofdstuk aan God te wijden. In feite gaat het hele boek over God, zoals ik zelf over God ga en zoals het hele leven over God gaat. Het is mijn overtuiging dat er zonder God niet eens leven zou zijn. Zonder God zou mijn hart niet kloppen, zou ik niet kunnen ademen en zou ik niet kunnen groeien of liefhebben. (…) Ik zou niet de unieke persoon zijn die ik ben. Ik zou er überhaupt niet zijn. (…) Alles is uit God en alles is in God. God is groter dan alles, het idee dat ik God met mijn verstand zou kunnen bevatten is dwaas en aanmatigend.”

“In mijn relatie tot God ervaar ik Hem, naast het Zíjn van alles wat is, als een God die ik mag benaderen, een God die van mij houdt en die zich om mijn groei en levensgeluk bekommert. (…) Het hele leven bestaat uit relatie. De mens gaat een relatie aan met de aarde door haar te bewerken. Nieuwe mensen, planten en dieren ontstaan door relatie. Geluk heeft een direct verband met relatie, want niemand kan gelukkig zijn zonder een relatie aan te gaan met anderen of het andere. Het is bekend dat kinderen kunnen sterven als ze alleen gevoed worden met eten, maar niet met aandacht en liefde. Het wezen van het leven zélf is relatie. En aangezien God de basis is voor het leven, hoe zou het dan kunnen dat ik geen relatie met Hem kan aangaan!

Natuurlijk heeft het gevaren als ik God aanspreek als mijn gelijke. Als ik naar God kijk alsof Hij een persoon zou zijn, dan ben ik al snel geneigd om alles wat ik opgedaan heb aan kennis over de mens op God te projecteren. Dan creëer ik Hem naar mijn beeld, naar mijn verlangens of naar mijn angsten. Maar als ik mezelf van deze al te menselijke neiging bewust ben, dan is het grootste kwaad al bezworen. Dan kan ik gaan lachen om mijn eigen godsbeeld omdat ik weet dat dit God niet is.want God ontsnapt natuurlijk aan al mijn beelden. Hoe kan ik immers met mijn beperkte geest God begrijpen? Dit is onmogelijk.

Ik heb mijzelf voortdurend moeten betrappen op mijn valse godsbeelden. Een van de voornaamste was misschien wel het geloof dat God samenviel met de Liefde die ik op mysterieuze wijze ervoer. Ik maakte God klein door Hem te meten aan de maat die ik kon bevatten. Terwijl de werkelijkheid andersom is: God bevat mij volledig. Voor mij ligt daar het verrukkelijke van de persoonlijke God: ik word uitgenodigd om me volledig aan Hem toe te vertrouwen. Dit is de beste weg om me uit mijn angst- en ego-denken te trekken.”

Ik heb mijzelf voortdurend moeten betrappen op mijn valse godsbeelden. Een van de voornaamste was misschien wel het geloof dat God samenviel met de Liefde die ik op mysterieuze wijze ervoer. Ik maakte God klein door Hem te meten aan de maat die ik kon bevatten. Terwijl de werkelijkheid andersom is: God bevat mij volledig. Voor mij ligt daar het verrukkelijke van de persoonlijke God: ik word uitgenodigd om me volledig aan Hem toe te vertrouwen. Dit is de beste weg om me uit mijn angst- en ego-denken te trekken.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.